AAN EEN ONRUSTIGE.
Al wat gij lijdt, heb ik geleden
Door dagen dor, door nachten leeg en heet.
Als ik het kon, hoe graag gaf ik u vrede.
Maar ik ben een, die van geen vrede weet.
WANHOOP.
Want in den wijn proeft elk Man zijn verleden. Ik proef in eiken wijn slechts bitterheid.
Ik heb vergeefs gedwaald, vergeefs geleden. Zwaarder dan te Amsterdan is hier mijn strijd.
SUBHI.
Onrustige Vriend: dit zijn uw schoonste jaren. Gij voelt uw jeugd als een machtloos gemis. Met teedre vrees voor al schuwe gevaren,
Die meer dan het genoten gevaar is.
DE STILLE TUIN.
't Leven raast door Rusland en Hongarije.
Hier bloeit de rozentuin Katamon rijk.
O, Leven, dat vermoeid van vreugd en schreien, Nog bloedend bloeit, roode rozen gelijk.
DE TAAL.
Het meest verlang ik weer de taal te hooren. De taal van Holland, altijd om mij heen.
Hier leef ik, half verheugd en half verloren.
De taal van mijne liedren spreekt niet één.
58