ONRUST.
De Zon van Napels was zoo licht.
De Zee valt daar zóó teer.
Jeruzalem .... in mijn gedicht Vindt ge altijd onrust en verlangen weer.
ONZEKER.
Droom ik van Jeruzalem te Amsterdam?
Of leef ik wakker te Jeruzalem?
Ik vraag. Maar als er antwoord kwam Ik zou weer vragen: „Is dit Droom of Stem?"
PAASCHNACHT.
Brood der ellende, dat onze ouders aten. Brood der ellende, dat ik daaglijks eet. Jeruzalem .... ik ben hier zóó verlaten,
Die geen genoten Nacht vergeet.
PAASCHNACHT.
Heilgen Wijn: vannacht drinken wij met mate Vier voorgeschreven bekers en niet meer.
O, God, waarom heb ik vrijheid verlaten? Voer mij tot den ongewijden wijn weer.
BERUSTING.
Verlangen, genot, gemis,
't Is alles, alles, één.
Wat onverganglijk is?
Verganklijkheid alleen.
50