AFREIS.
Dat een snelle zeiler „Vlaardingen” heet,
En ligt afgetuigd in de Maas op stroom.
Is het Leven, Verlangen of een Droom?
O, Lied, dat Droom en Leven vereend weet.
JERUZALEM.
De stem van Jeruzalem: door de dagen Roept Jeruzalem, door den donkren nacht.
Als Moeder troost, wanneer haar zonen klagen, Zóó troost die Stad der Steden onze klacht.
LONDEN.
Maar de stem van Londen. In u verloren Valt elke schoone stem. Eén wild geweld. Boven de lucht, onder den weg, de sporen Waarlangs het leven naar den afgrond snelt.
LONDEN.
Vóór het vale dageraden
Drijft het Lot mij langs uw Straat.
Al uw schatten, al uw daden Zonder baat.
OCHTEND IN LONDEN.
Hijgende stem van het onheilig Londen,
Wat zijt ge bij de Stilte van mijn Lied?
Wat heeft de zwerver ooit bij u gevonden Des ochtends, dat hem 's avonds niet verliet?
Kwatrijnen, i
i