SPECERIJEN-BAZAR.
Droomend gaan door de specerijenstraatjes.
De huisjes zijn van zoeten geur doorstoofd.
Het wolkt uit doozen, balen, kast en laadjes Eene bedwelming om mijn zalig hoofd.
MAANNACHT.
De Maan bloeit zalig als de zon,
De Nacht ligt open als een Dag.
Dank, dat ik door al leed dit won En dit bezingen mag.
JEUGDGEDICHTEN.
In mijne jeugd schreef ik deze gedichten.
Ik lees: daar bloeit mijn jeugd open en teer. Wat zal meer dan het eigen lied verlichten De duisternis, waarin ik hier verteer?
VERLATEN.
Aan het eigen Lied heb ik rijk gegeven Het bloed van mijn hart, de lust van mijn ziel. Jeruzalem: ik ben alleen gebleven En lees wat mij in Holland toen geviel.
DE STERREN.
O, kon ik het boek van de Sterren lezen.
Hun eeuwige maat. Hun schatrijke rij men. Maar hun tochten en hun geheimen,
Wien zullen zij gegeven wezen?
31