167
Dat het bijvoeglijk naamwoord ״verantwoordelijk” bedrijvenden en lijdenden zin heeft, wordt reeds betoogd.
In de groep van de woorden : ״aansprakelijk, ver-antwoordelijk, toerekeningsvatbaar” heeft ״verant-woordelijk” bedrijvende beteekenis.
Wij noemen iemand tegenover eenen ander ״verant-woordelijk” wanneer de verhouding tusschen beide personen van dien aard is, dat wanneer de eerste den tweede aanspreekt, de tweede zich tegenover den eerste verantwoordt.
Wij gaan over tot de beschouwing van het werk- verantwoor-woord ״verantwoorden.” den׳
Dit is gevormd van het werkwoord ״antwoorden” door middel van het voorvoegsel ״ver.”
Den Hertog schrijft over dit voorvoegsel. J) ״Het Het voorvoeg-voorvoegsel ״ver” is van samengestelden oorsprong ·,sel ״ver״ Den drie bijwoorden (faur, fra, fair), het eerste = voor in verschillende beteekenissen, het tweede met de be-teekenis weg en het derde, dat het bereiken van het doel der werking beteekende, hebben het praefix door verbleeking opgeleverd. Ook heeft het bijwoord over hier en daar zijn invloed doen gelden. Hei: is intus-sehen niet mogelijk, de thans bestaande werkwoorden met ״ver” naar dien oorsprong in te deelen ; wel zijn de begrippen voor en weg en over soms duidelijk te herkennen, maar dikwijls vloeien ze ook op onoplos-bare wijze dooreen. Dit was reeds zeer vroeg het geval. Bovendien zijn de meeste afleidingen met ver in later tijden ontstaan, toen de oorsprong van het voorvoegsel al lang niet meer gevoeld werd.”
Den Hertog brengt de werkwoorden, die door Groepeenng