147
behandeling van het woord ״toerekeningsvatbaar”. En eerst na deze bespreking zou eene vergelijking behoo-ren te volgen tusschen de woordvormende macht van ״lijk” en de woordvormende macht van ״baar”. Toch hebben wij deze strakke stelselmatigheid niet gehand-haafd en achten wij het beter reeds hier het achter-voegsel ״baar” te bespreken en te vergelijken met ״lijk”. Wij zijn dan gereed met de beschouwing van de achtervoegsels uit de woordengroep : ״aansprakelijk, verantwoordelijk, toerekeningsvatbaar” en kunnen over-gaan tot het onderzoek van de werkwoorden, die den grondslag van den woordengroep vormen.
Evenals het achtervoegsel ״lijk” vormt het achter״ ־Baar” met voegsel ״baar” bijvoeglijke naamwoorden van de stam-werkwoord־
S 1 1 X stammen.
men van werkwoorden. τ)
De meeste van deze bijvoeglijke naamwoorden heb- Lijdend, ben eene lijdende beteekenis : deelbaar, drinkbaar, eetbaar, leesbaar.
Een aantal van deze bijvoeglijke naamwoorden heb- Bedrijvend, ben eene bedrijvende beteekenis: bestaanbaar, feilbaar, gangbaar, vloeibaar, wankelbaar.
Een ander aantal van deze bijvoeglijke naamwoorden Dubbeiwaar-hebben dubbele waarde: lijdend en bedrijvend: brand-dlg׳ baar, breekbaar, buigbaar, huwbaar. 1)
De werkzaamheden van ,,baar” vertoonen dus veel Vergelijking overeenkomst met de werkzaamheden van ״lijk”. Eenevan nlljk” met
baar”.
vergelijking tusschen de werkzaamheden van de beide״ achtervoegsels vindt men in het Groote Woordenboek aan het einde van de behandeling van ״baar”.
De bewerkers van het Groote Woordenboek halen
1
Den Hertog vermeldt alleen de beide eerste groepen ״De Nederlandsche Taal״ Deel II bldz. 169.