54
hebben volstrekt gescheiden groepen van medewerkers. Het aantal wijsgeerige opstellen in „De Nieuwe Taalgids” is beschamend klein voor bijna twaalf jaargangen. Er is alleen: R. Dijkman „Allerlei beschouwingen rondom eenzelfde stukje taal” in Jrg. X, D. Haagman „Subject en object” in Jrg. X en „Mignon” in Jrg. XI.
Het aantal taalkundige opstellen in het „Tijdschrift voor Wijsbegeerte” is beschamend klein voor eveneens bijna twaalf jaren. Onder de medewerkers vindt men: godgeleerden, wis- en natuurkundigen *) en rechtsgeleerden. Maar weinig taalgeleerden. En hunne beschouwingen betreffen dan nog niet eens Taal, maar aesthe-tica en Grieksche wijsbegeerte.• Er is alleen: Dr. J. D. Bierens de Haan „Het levende woord” in Jrg. VI,
E. A. von Schmit „Philosofie op grond der taalwetenschap” in Jrg. X 1). En verder sporen van signifische bezinning hier en daar in opstellen. Vooral bij Prof. Ovink. Bijvoorbeeld: „De logische beteekenis der Platonische Idee” in Jrg. VI, „Het gegeven en het denken” in
1