en dat hij dus nu langs zulk eenen verren weg terug moest gaan. Ook verdroot het hem, omdat hij zijnen vader met eenen hunner maaltijden had laten wachten.
Dus kwam hij stil, geslagen in huis, en bij zijnen vader in de etenskamer.
5.
Zijn vader vroeg niet, waardoor hij zoo laat was gekomen. Dat was Johan onaangenaam, en hij dacht: ״het mooie in onze verhouding, dat is geweest, en ik voel eerst goed, hoe mooi het is geweest nu het verloren is."
Dien middag gebruikte Johan een koffiekopje, dat van de zelfde lichtgrijze porceleinstof was als zijn kopje voor de thee. Het was op gelijke wijze met dof goud verguld. Maar het was fraaier gevormd. Johan dacht er eigenaardig aan, dat hij dit zeer moeilijk vervangbare kopje eens aan een gewonen jongen had willen afstaan, zooals hij al eens eenige voorwerpen, die hij zelf zeer waardeerde, in eenen aanval van losse genegenheid had weggegeven. Toen zijn vader dat wist, had hij gezegd, dat Johan uitteraard vrij was in de beschikking over zijn eigen goed, maar dat dit wilde weggeven van kostelijke dingen in geenen deele een waardeerbare of edelmoedige eigenschap was. Wel was het in allen deele eene gewoonte van menschen met slechte zeden en een verzwakt, wankelbaar gemoed.
Toen Johan daaraan op dien Maandagmiddag dacht, betreurde hij zijn leven diep. Hij keek naar zijnen vader, die stil was, en daarna zeide Johan rustig en op rustige wijze genegen: ״weet u, waardoor ik zoo laat was vandaag? Ik ben een eind buiten de haven gaan wandelen. Als het Woensdag was zou ik den heelen middag wel met u uit willen. Maar ik wil niet van school wegblijven . . . willen we na vieren samen het land ingaan? Komt u mij dan van school halen?"
Johan zag, dat zijn vader van harte over zijn voorstel verheugd was, en dat maakte den jongen trillende blijd. Die blijdschap had hij nog behouden, toen Johan 's middags in school was gekomen.
6.
De middag viel hem wel moeielijk om oplettend in de drie lessen te zijn. Want Johan verlangde zeer naar zijnen vader, op eene kalme
23