JACOB ISRAËL DE HAAN
159 Men moet over zijn geluk steeds spreken alsof men er aan gelooft, want anders is het verloren.
160 Een kunstenaar staat tot zijn volk als eene bonte orchidee staat tot de vaalt waarin hij groeit.
161 Ieder van mijne dagen moest de overtreffende trap van zijnen voorganger zijn.
162 Gelukkig, dat een goed mensch ondergaat of slecht wordt, wanneer hij een slecht mensch ontmoet.
163 Soms denk ik meer aan Aubrey Beardsley en Georges Eekhoud dan aan mij zelven.
164 Het is verschrikkelijk, dat geene oude deugden worden afgeschaft en geene nieuwe zonden worden uitgevonden.
165 Deugd is geene verdienste maar overeenstemming met de meerderheid.
166 Het verschil tusschen goede en slechte menschen is, dat slechte menschen beter zijn.
167 Hoe machteloozer een volk is, zooveel te mooier zijn zijne schouwburgen.
22