BESLISTE VOLZINNEN
149 Een schaap is een ongelukkig dier, maar een herder is een slecht mensch met een hond en een stok.
150 Zoolang ik het nog heerlijk vind van kwaad tot erger te vervallen, heeft mijn leven gr00te en bijzondere waarde.
151 Medelijden is opgeverfde onmacht.
152 Een mensch kan evenmin zich-zelven beheerschen, als dat eene stad zich-zelve innemen zal.
153 Verbetering of verslechtering bestaat niet. Wel verandering.
154 Ondankbaarheid is eene ondeugd, als ik er schade door lijd.
155 Voor zooverre twee meeningen op elkander gelijken, deugen ze niet.
156 Niets is zoo noodig als het overbodige.
157 Recht en macht zijn ongescheiden onderscheiden.
158 Het Marxisme is zoo eene vriendelijke en welwillende godsdienst, waarvan de hoofdstelling luidt: ‘Er is geen God en de heer Karel Marx is zijn profeet.’
21