PIJPELIJNTJES
Toos... straks weer bij Sam... nogeens zachtjes zeggen: Sam... malle Sam...
Die avond liep ik tot Halfweg en terug weer. Over negenen was 't, toen ik de Pan inkwam.
In 't gewone schemerlichthoekje zat Sam, met z'n hand over z'n ogen en donkerder schaduw daar dan op z'n ondergezicht.
- Dag... dag... dag...
- Dag Jopie, wat zie je d'r lekker fris uit, heb je 'n end gelopen?
- Nou, en geen klein end ook, lekker koud buiten... Maar m'n helderblauwe buitenstemming verlepte in die
lichte zaal droefdadelijk.
- ... ben je goed? -ja.
Een stille triestigheid grijswolkte weer om ons heen en onze stemmen dempten zacht tegen elkaar. —Je komt toch thuis nu?
-Ja ik ga vanavond met je mee... heb je 't lam gehad?
- Ja, maar je hebt vaak geschreven, dat vond ik prettig... willen we weggaan?
- Nee, laten we blijven... ik heb nog geen zin, om naar huis te gaan...
De lomelichte avond leuterde langzaam z'n uren voorbij, we bleven samentjes in de gelijke grijsheid van onze stemming.
- Nou gaan we maar... -Ja•••
Thuis werd 't beter, de gewone dingen om ons maakten ons sterker.
De grote lamp lieten we uit, en 't kleine zilverwit staand op z'n fijne blinkevoetje beeflichtte schaduwig.
69