NAWOORD
Voordat zij naar het gemeenteziekenhuis der grote stad Amsterdam moest gaan om daar te leren als pleegzuster, woonde Anna van Arkel tussen Zaandam en Westzanen aan de Noorder-IJdijk. Haar vader was molenaar en hij bezat in, zeer bezwaard, eigendom hun eigen molen en hun eigen huis.
Het huis was gewoonweg gebouwd naar de trant der Zaanlandse woningen aan een dijk. Deels in de diepte van de delling1. Men had het opgebouwd van hout, en dit was groen geschilderd, niet dof-donker groen, en niet gril-licht2, maar van een bijzondere kleur, die men weinig anders dan in deze landstreek vindt. De pui van voren was van licht-grijs-gekalkte stenen geweest, maar die waren door de werige werking van opene westenwinden en van regen, verdonkerd geworden. De voorgevel had vier ramen, en de nette deur daartussen, die wei-onderhouden, lak-bruin was, met uitgewerkt ijzersmeedsel, verzilverd wit. Die deur ging dan maar zeldzaam open, want van de twee vertrekken, die de woning daarneven had, werd het ene, zeer pronkerig, temet3 nooit gebruikt, en het andere enkel voor de zondagmiddagen. Van de deur naar de dijk liep een vrolijk-vlug bruggetje, met een vloertje van grijze verf, en met
7
1 laagte
2 schei-licht
3 bijna