tiënten af te houden... die jongen is héél ziek, nie-waar... je doet 't dus niet?'
'Nee.'
'En als de justitie erin gemoeid wordt?'
'Dan nog niet... al die jaren heb je me daar al mee mak gehouden, dat 'k toe gaf, tot in 't oneindige toe... maar nou is 't uit.'
Haar stem sprak onvast, zij twijfelde, en zij dacht angstig aan de jongen, de sterfelijke lieveling.
'Je meent niet, wat je zegt, Anna, en dat's maar goed ook... dat's m'n enigste gerustheid altijd geweest, dat jij 'n fatsoenlijke vrouw bent, en doodsbang voor politieschandaal... anders was je allang van mij af geweest... je ziet, dat 'k precies weet hoe 't tussen ons is. En niemand kan mij kwalijknemen, dat ik daar op mijn manier gebruik van maak. Je bent vier jaar bang voor de politie geweest, en je zult dat nog wel 'n jaartje blijven. Gerust, An, vroeger heb ik je wel eens tot onbillijke dingen gedwongen... maar dit is 'n billijk verlangen... gerust... dat zal-je zelf wel inzien... ga nou rustig naar die jongen toe... hij 's heel erg, niewaar?'
Anna zat machteloos; haar moewe ogen staarden met star-strak geschrijn. Ze wist sidderend, dat Lies-beth toch verder kon gaan dan zij, en dat deze haar dus gereed nederhield.
72