NAWOORD
Liesebeth ging naar de woning waar Anna verpleegde, Damrak, om haar daar te zeggen, dat zij de huur van 't huis met z'n have had overgenomen. Zij wilde liever daar spreken, omdat dan alles stillerweg afliep.
'Is er iets bijzonders?' vroeg Anna ontrust.
'O, dat betekent zeker, dat 'k wel wegblijven mag, wanneer ik niet iets bijzonders heb... goed dat 'k 't weet.'
'Liesebeth, praat je 'n beetje zacht...'
'Enfin... ik wou je zeggen, Anna, ik ben vandaag in de Palestrinastraat geweest... zèg, en ik heb toch maar aangenomen.'
'Aangenomen? Je hebt 'r mij toch zeker buitengelaten.'
'Had ik dat moeten doen?... zoveel heb je d'r toch niet mee te maken... niks eigenlijk... née... ik heb alleen jou naam getekend...'
'Mijn naam getekend? Mens, je bent gek, en ik heb je nog zó gezegd, dat ik d'r niks mee te maken wou hebben... niks.'
'Dat heb je... en heb ik me daar niet aan gehouden?.. . maar vandaag moest ik zó beslissen... niet of wel... of d'r niet meer liefhebbers waren... ik moest dadelijk beslissen... en op mijn naam had ik 't niet gekregen... verbeel-je zeg, die mevrouw Heyli-gers, die ken jou nog, van horen-zeggen natuurlijk. .. en ze zei, dat je zo'n uitmuntende verpleegster was. Toch wel prettig hè, als de mensen zo goed over
66