NAWOORD
Toen dat weer. En geen dag, dat Liesbeth haar zuster rust liet. Dan raasde zij ruw, dan fijn-vleide zij, of ze verweet, dat Anna haar ziek maakte in dat werkeloze leven, maar dat zij haar niet aan een zelfstandig bestaan hebben wou, omdat 't dan uit was met al die verwijten. Anna gaf nietes toe, maar achter haar verzet voelde zij ontsterkende zekerheid van toch wel te zullen toegeven, en dat zij haar pensioenboekje in een contante waarde omzetten zou, en dat huis met have overnemen. En Liesbeth was toch ongeschikt voor ieder geregeld werk. Die begon nu weer gelds-uitgaven te verdwazen, nadat zij metterdaad enige vroegere tijd zuinig was geweest. Toen Anna haar dit verweet zeide Liesebeth kalmweegs:
'Ja, dat kan 'k niet helpen, dat ik wat veel geld uitgeef. .. ik verveel me... ik wor helemaal nerveus... als je mij dat geld voor dat pension had voorgeschoten, dan zou 'k nu geregeld werk hebben gehad, en dan dacht 'k aan al zulk soort uitgaven niet...'
'O, is dat weer 'n nieuw middel om me te dwingen?'
'Geen idee... me dunkt anders, dat 'k de laatste tijd zuinig ben geweest.'
'O ja... ik anders ook.'
'Staat dat gelijk? Ben jij 'n leven gewend, zoals ik 't in Parijs heb gehad? Nou dan. Nee, als je werkelijk iets voor mij had overgehad, dan zou je me nu dat beetje geld hebben voorgeschoten. Je had 'n pracht
64