Jacob Israël de Haan: Nerveuze vertellingen. Ingeleid door Rob Delvigne en Leo Ross. Uitg: Bert Bakker, 114 blz. Prijs: ƒ24,50
De Nerveuze vertellingen van Jacob Israël de Haan zijn van een onhollandse, en bij verschijning (tussen 1904 en 1908) onbegrepen schoonheid. De literaire kritiek wist ?ich geen raad met De Haans personages — demonisch, wreed,! homoseksueel, drankzuchtig — en veroordeelde hun 'misselijke moraal' uitsluitend op ethische gronden, zonder oog te hebben voor de kunstige, elegante stijl vari de vertellingen. In het prachtige autcfevo grafische verhaal over de onmogelijkheid van de eeuwige liefde karakteriseert De Haan zijn geschriften als volgt: 'aantrekkelijk door fijne felheid, gaaf en zonder genade. Zij werden niet vergeten wegens hun zenuwzieke wreedheid'. De wreedste passage in Nerveuze vertellingen, in deze uitgave uitvoerig ingeleid door Rob Delvigne en Leo Ross, is ongetwijfeld die waarin een aanbidder van de duivel Jezus zo diep haat om zij n menslievendheid en middelmatige vriendelijkheid dat hij hem vernedert en martelt: 'En zo schond ik hem, met handen, die sloegen; met voeten, die betrapten; met rillende mond vol fijn-rovende tandjes, die vlees onder dunne-witte kleding grif ophitsten. Hij verweerde niet.' Het verhaal is De Haans meest openlijke belijdenis van de nachtzijde van het bestaan waaruit fatsoen en goede zeden zijn verdreven; tegelijkertijd is het een felle afrekening met de Hollandse burgerlijkheid, getuige het motto dat hij het meegeeft:
'Et is ter wereld niet iets onmenselijkere dan een burger te zijn, en van al de burgerijen is die van Holland nog de onmenselijkste. Zij zou zich zelf bepaald verkopen, als dat niet zo onfatsoenlijk was, en als er maar een bieder kwam. Naarmate ik echt sterk ben geworden in
JACOB ISRAËL DE HAAN
Ik heb ^ dit land
zuiverweg gehaat
menselijk leven en kunstbedrijf, heb ik dit land zuiverweg gehaat. Mijn troost is deze, dat dit fatsoenlijke burgervolkje gerustwel voor-dertijd, aan christendom, Schiedam en marxisme zal ondergaan.'
Verfijnd
De Haans breuk met Holland vindt zijn parallel in de breuk met de realistisch-naturalistische verteltraditie die het gezicht van de literatuur van zijn tijd bepaalt en waaraan hij zijn aandeel leverde met de in 1904 verschenen roman Pijpelijntjes. In Nerveuze vertellingen bedient hij zich van een niet-realistische, gekunstelde taal
die tot het uiterste verfijnd is en die geen weergave van de werkelijkheid wil zijn, maar juist een niet-bestaande, als hallucinatie beleefde werkelijkheid beschrijft.
De Haans fascinatie voor het ongewone bereikt in het slotverhaal De lupuslijder haar hoogtepunt: de in een droom ervaren verblindende schoonheid van een jongensgezicht wordt in de fantasie van de hoofdpersoon langzaam weggevreten door een gruwelijke huidziekte. 'Het gezicht, dat mij zo schoon bekomen was in dromen van rozen en tulpen, werd daarna van een hartverscheurende verschrikkelijkheid, welke ik noch ongestoord verdragen en niet verlaten kon.'
Schoonheid en lelijkheid, liefde en dood zijn onontkoombaar met elkaar verbonden. In alle verhalen toont De Haan zich schatplichtig aan de romantic agony zoals Oscar Wilde die heeft beschreven en wiens uitspraak 'each man kills the thing he loves' als leidmotief voor de bundel kan gelden. Liefde die alleen als haat gegeven kan worden en tederheid als wreedheid: het is de allesbeheersende drijfveer van de personages die in de Nerveuze vertellingen optreden. De Haan beschouwt wat zijn personen beweegt als een geheim, 'mijn geheim zal ik niet kunnen zeggen'.
KESTER FRERIKS