״ons" land niet. Misschien heb ik 't daar later nog wel eens over in de krant. Dag Sam. Zeg, ik heb 'n vriend, die Arnold heet, maar die ze ook altijd Sam noemen. Grappig hè?"
Ook komen we (d.d. 31 mei 1903) de uitgever van PIJPELIJNTJES tegen: ,,De heer Jacq. van Cleef, Korte Nieuwendijk 45 in Amsterdam, zond me vijftig ansichtkaarten. Wie een prijs wint, mag die vijftig ansichten vragen."
Principieel stond de inhoud van de jeugdrubriek natuurlijk buiten het homofiele boek, én buiten het rumoer, dat daarover was ontstaan. Maar naar de zijde van de buitenwacht, waarvoor de (ook innerlijk) fragiele SDAP toentertijd (niet zonder reden) bang was, lag dit wel subtieler. Hoe onrechtvaardig hun houding ons thans ook voorkomt, P. L. Tak en de toenmalige partij stonden voor een hachelijke beleidsbeslissing. En Jacob de Haan maakte voorgoed kennis met de ongenuanceerde rechtlijnigheid van „de" „maatschappij", die hem een leven lang zou „knoeien" en die - tot binnen de sector van het Nederlandse socialisme — niet het gevoel kon opbrengen voor een artiest, die de uiterste consequenties trok uit zijn kunstenaarschap.
Nóg een gegeven moge aan de PIJPELIJNTJES-affaire worden toegevoegd. Het is niet waar, dat De Haans medewerking inderdaad plotseling werd beëindigd. Want bij nauwkeurig lezen van de (zeldzame) Jaargangen van het ZONDAGSBLAD blijkt, dat 9 oktober 1904 weer een gedicht van De Haan wordt opgenomen uit de serie HOLLANDSCHE AMBACHTEN („De caissonlui"). En zijn bijdragen sijpelen door tot 28 mei 1905: BLINDE PARTIJGENOOT. Dus toch „medewerker" gebleven? Dat lijkt onwaarschijnlijk. Heeft de redactie de totaal ontredderde, op straat gezette, gesjochten jongen financieel een schadevergoeding toegekend en in ruil daarvoor de rechten verkregen voor eventuele, liggende kopij, die dan later (bij gebrek aan materiaal, vaker voorkomend bij zulke periodieken) van tijd tot tijd geplaatst werd?
Dat zoiets zonder De Haans medeweten, subsidiair goedvinden zou zijn geschied, valt niet aan te nemen. Tot 12 februari 1905 zijn alle bijdragen getekend. Op die datum is Jacob de Haan gewijzigd in J. de H. Een enkele keer: d.H.
Slechts in één geval tekent De Haan in het openbaar protest aan. In de befaamde OPEN BRIEF AAN P. L. TAK (Amsterdam 1905) heet het: „Maar wel drukt ge zonder toestemming van den uitgever en van mij een der weinige schetsjes uit het boekje af, die ge al niet vroeger gehad hadt" (p. 15). Het slot van deze zinsnede lijkt ons niet onduidelijk te slaan op de verschijning van De Haans kopij na diens ontslag (, ,die ge al niet vroeger gehad hadt...."). In het geval, waarop de getergde OPEN BRïEF-schrijver doelt, lag het anders.
Op 5 februari 1905 verschijnt FABRIEKSMEID in het ZONDAGS-
8