TER INLEIDING
1903
De ontstaansgeschiedenis van het hier opnieuw verschijnende prozabun-deltje ״KANALJE" hangt ten nauwste samen met een der meest bewogen perioden uit het leven van Jacob (zich destijds nog niet noemende: Jacob Israël) de Haan: de periode van zijn journalistieke werkzaamheid bij HET VOLK. In de loop van het jaar 1903 (dat historische jaar van de Spoorwegstakingen) staat hij voor ons als vaste jeugdmedewerker van het ZONDAGSBLAD, het wekelijks bijvoegsel van de sociaal-democratische krant.
Min of meer plotseling. Want van enige geleidelijke overgang van losse medewerker naar de redactie Van een vaste rubriek is eigenlijk geen sprake. Het ZONDAGSBLAD bracht sedert zijn verschijnen iedere week een „schets" van literair gehalte en (daar ging het om) maatschappelijke geëngageerdheid. Vaak werden zulke schetsen ontleend aan andere taalgebieden: „Naar het Fransch'7„Naar het Duitsch", zoals dat heette. Af en toe duikt de naam van Maxim Gorki op. De inhoud wordt over het algemeen uitgemaakt door taferelen uit het dagelijks leven, typerend voor de onrechtvaardige maatschappelijke ordening, die de socialisten wilden omzetten in een aards paradijs voor de arbeiders. Op 26 oktober 1902 verschijnt er in dat ZONDAGSBLAD een oorspronkelijk Nederlands prozastukje: ״Bijdrage tot leerplicht", op 30 november gevolgd door ,,Drankzucht". Beide verhalen, ondertekend met ״H", handelen over het onderwijs, dat De Haan uit eigen ervaring kende. De stijl doet hier en daar denken aan het 80er proza, dat later in PIJPE-LIJNTJES wordt gehanteerd. Is er hier sprake van vroeg werk uit de pen van de jonge joodse auteur? Het valt niet te bewijzen. Op 19 april 1903 (de crisis der Spoorwegstakingen beheerst het gehele land) verschijnt — voor het eerst ondertekend met Jacob de Haan — ״Van een Staking". De actuele gebeurtenissen boeiden de aankomende literator, die zowaar de straat opging om te werven voor de idee van het socialisme. Later zou deze creatie de inleiding tot, ,KANALJE" vormen, maar zo ver is het in april 1903 nog niet!
De Haan staat nog aan het begin van een (korte) carrière als socialistisch journalist. Als zovelen uit die dagen, mentaal en emotioneel gevoed door een recent anarchistisch verleden. Wel allerminst rechtlijnig dogmaticus, toegerust met kennis van het theoretisch marxisme, bewoog hij zich veel meer op de gevoelsmatige toer en bleek hij als zodanig geschikt voor een sociale propaganda, die de massa aansprak. Van uit deze sfeer dienen ook de felle proletarische liedjes te worden benaderd, die daar straks aparte aandacht verkrijgen.
De hoofdmoot van zijn activiteiten binnen het ZONDAGSBLAD wordt