Kanalje

Titel
Kanalje

Jaar
1904

Druk
1977

Overig
herdr 1977

Pagina's
105



En Cornelis heel opgelucht, vroolijk, had weer gelachen, en gezegd dat die heele bedreiging met ontslag maar lol was, bangmakerij van de directies... ze zouen 't 'n heel end gooien en tot 't laatste zouden de directies niet durven gaan, daar hadden ze zelf de meeste schade van... Ze waren thuis gekomen, toch stil, en dadelijk had vader spijt gehad.

En morgen al, morgen moest hij z'n woord gestand doen. De laatste trein was voorbij... ja, wèl de laatste, hij raakte d'ruit... hij raakte z'n baantje kwijt, z'n pensioen, waarvoor hij zoo gewerkt had... op 't station gingen ze de lichten dooven, de wissellampjes werden ingehaald... morgen al, morgen...

't Was gaan regenen, mistig en koud over 't donkere land, de oude man rilde. Hij moest maar naar binnen gaan... 't was bij half een... wat was die trein weer laat, voor twaalven moest ie binnen zijn... kom hij moest maar naar huis gaan... wat sufte hij nog... wat deed ie nog... hij had »ja« gezegd en »ja« was »ja«. Z'n knieën beefden deerelijk... moeielijk strompelde hij naar binnen.

In z'n groote stoel ging hij zitten, hijgend en rillend, angstdroppend zweet op z'n voorhoofd. Keek naar de bedstee, waar z'n vrouw sliep... buiten was 't harder gaan regenen met wind, die kil door de kamer tochtte, 't nachtlichtje woei heen en weer... met schimmige schaduwen op de wanden... De oue spoorman tobde.

»Ja« was toch »ja« daar kon je geen »nee« van maken, maar ja was broodgebrek ook op hun oue dag____wie zou voor ze zorgen... de jongeren, die kwamen wel weer terecht... maar hij, maar hij... en »ja« was toch »ja«... hij mocht niet breken 't woord, dat hij aan z'n jongens gegeven had... o, God, had ie maar »nee« gezeid...

Dan dacht ie weer dat ze toch wel winnen konden. Cornelis had immers gezeid, dat de Vereeniging goed stond... d'r waren wegloopers, nou ja, die waren er altijd, maar over 't geheel stond de Vereeniging best... wat moest hij doen... wat moest hij doen...

Almaar dat overtobbend met z'n hoofd, waarmee d-ie niet vlug meer denken kon bleef ie zitten... in z'n groote hulpeloosheid van wat hij doen moest... wat dan toch... wat dan...

Dan ging hij naar bed.

Den volgenden dag wisten ze 't allemaal wat hij al 'n week zwaar geweten had, waar hij al 'n heele week z'n kop over kapotgetobd had... dat 'r gestaakt werd, laatste verweer van de hopeloozen.

Dan, moe en gebroken, met de ellende, die hing in z'n heele lijf, moei-lijkte hij z'n weg af naar 't station toe... ging hij zich melden bij den chef, die hem prees en zei, dat ie wel begrepen had, dat hij niet mee zou doen, met 't oproerig zoodje, en die blij was, dat zoo'n oue getrouwe aan het werken bleef, de vader van den voorzitter van de vereeniging... dat zou goeien invloed hebben...

39

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.