of bedanken, dat was vast, dat kon niet anders... wat moest hij doen...
Hij had geen grieven en geen eischen... de dienst was hem niet te zwaar, die-d-ie veertig jaar gedaan had, hij was 't harde droge spoor-brood gewend, met z'n tweeën konden ze d'r komen... en als hij nu meedeed, en 't werd verloren, en er vielen slachtoffers bij en hij was erbij, wat dan... dan was hij alles kwijt en hij had nu al haast pensioen... wie zou d'r voor zijn vrouw zorgen... z'n jongens soms... hij schrikte op... de seinhamer sloeg z'n slagen, die kortaf-schril klonken in de stilte van den nacht. Hij moest de boomen laten vallen. Even tastend tilde hij de pal van 't wiel op en draaide... langzaam met hard narammelen van 't ijzeren onderstel honkten de boomen neer, wipten weer op. Dan alles stil, in de verte de lichten van de trein.
Z'n jongens, drie had hij er, en alle drie bij de Maatschappij. Want de oue Van der Meer was gezien bij z'n superieuren, om z'n trouw en z'n flinke plichtsbetrachting - plicht wordt betracht - en zijn drie jongens waren gemakkelijk geplaatst geworden, 't was 'n goed merk, ze zouen niet lastig zijn... vader had ze geleerd van z'n trouwbetrachte plicht. En nu... juist zij stonden vooraan in den strijd... waarom nou zij juist... waarom zij juist?
Hij was lid van de vereeniging geworden, niet dat hij daarop tegen was, samen kreeg je meer gedaan dan éen alleen, maar voor hèm was 't toch niet noodig, hij had 't gedaan voor Cornelis... 'n beetje tegen z'n zin... nou ja voor de anderen, zouen de anderen voor hèm zorgen en voor z'n vrouw als 't d'r is mis ging... hij was lid, dat kon toch ook niet anders, de vader van den voorzitter, die moest toch lid zijn, dat moest vader toch begrijpen.
Vader begreep niet goed, waarom zijn jongens juist, de zijne juist____
Verleden Zondag was Cornelis bij 'm gekomen, dat dee-d-ie vaak meer, en ze hadden saam gewandeld na 't eten, de haven langs. En toen ineenen recht op den man af had Cornelis gevraagd of vader meedee als er gestaakt moest worden, want hij wou wel zeggen nog heel in 't geheim en vader moest 'r met geen mensch, geen mensch over spreken, dat 'r weer gestaakt zou worden, dat moest, ze konden zich zoo niet laten trappen, laten wurgen, laten neerschoppen de heele vereeniging, waarin hun kracht zat van jaren moeizaam werken, tegen directiehaat en kameraadsverdenking in... ze zouden zich verzetten in 'n strijd op leven of dood...
Heel scherp had Cornelis 't gevraagd, vader moest 't maar kortaf zeggen, »ja« of »nee«. Hij had geaarzeld, had gesproken van z'n pensioen, dat weg zou zijn, van z'n vrouw, die al zoo oud was, en dat hij toch geen grieven had. Maar Cornelis had weer gevraagd, wat hij wou... meestrijden naast z'n jongens, of verraden en onderkruipen... toen had hij »ja« gezegd, dat hij mee zou doen en al zijn invloed zou aanwenden, om ook de anderen tot staking over te halen.
38