Kanalje

Titel
Kanalje

Jaar
1904

Druk
1977

Overig
herdr 1977

Pagina's
105



DE STANDAARD.

Al 'n paar jaar dee-d-ie niks meer... ging-ie heel niet meer uit... zat maar thuis... almaar thuis. Moeilijk van de donkere bedstee moesten ze n'm helpen in de stoel bij 't raam... 's avonds wéér terug... vroega-vonds al, hij werd zoo zwak, zoo zwak, die vroeger zoo robust was geweest ...

Den heelen dag zat-ie voor 't raam... staarde den weg naar de fabriek af... die-d-ie zelf zoo lang gegaan was... heen en weer, jaren lang... totdat-ie heelemaal niet meer kon... en die z'n jongens nu gingen ... en z'n kameraads, tot ze óok niet meer konden...

In de loop der dagen had-ie d'r wel eens een gemist van de vaste langskomers, fabriektoe... die had 't dan opgegeven... had zich kapot-geblazen in de keet... was ellendig geworden, zooals hij-zelf het was...

'n Pesthol die keet... met angst keek-ie naar z'n drie jongens, die d'r óok werkten ... als hij ze stoeien zag... als ze 's middags aan tafel zaten, dan keek-ie ze aan, lang, dat ze niet begrepen, waarom... en z'n oude oogen huilden... daar zat-ie nou met z'n goeie vijftig jaar... op, heelemaal op... de dokter zei, dat 't wel beter werd, maar dat wist dokter zelf wel beter, hij ging d'rmee heen... 'n beetje korter of 'n beetje langer... z'n borst was kapot. En hij had almaar, uren lang, langzame uren lang, 't gezicht langs den weg naar de fabriek, naar de glashei... angstig zat-ie te beven in z'n stoel, als een van de jongens laat thuiskwam ... bang, dat 't gekomen was, de helderroodbloedende blazersellende... was z'n vader d'r niet aan gestorven... was hij niet aan 't doodgaan?

Voor 't raam, ellendig, en altijd met dat gezicht op de fabriek zat hij... dacht over z'n leven na...

Op z'n twaalfde jaar was-ie van school afgegaan... toen had z'n vader 'm meegenomen naar de fabriek , die daar stond fel-brandend met de hel van z'n heetgehelde ovens...

En vader had m'neer gevraagd of-ie 'm ook gebruiken kon... 't was toch 'n stevige gezonde jongen... of-ie nou asjeblieft ook z'n lijf in m'neers fabriek mocht kapotbranden... eerst voor 'n daalder in de week... later voor meer... M'neer moest toch denken, dat hij, z'n vader, zelf nou al 'n daggie ouër begon te worden, en zoo'n jongen kwam je met de verdienste al gauw wat aardig in de hand... niet dat hij klaagde. Dat wist m'neer ook wel, van de klagers en de ontevredenen was-ie niet geweest...

Zoo was Dries Draaisma in de fabriek gekomen... en z'n heele leven was d'r mee vastgegroeid..., alles werd de fabriek voor 'm... z'n brood verdiende hij er, en z'n kleeren... maar z'n kracht liet hij d'r, z'n jongenskracht, z'n mannenkracht... hij blies er z'n levende lijf kapot...

27

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.