Jongens, maar weetje, wie van zijn veld, Zeker geen ruimen korenoogst telt?, Jongens, o, jongens, de trage vrind, Die steeds zijn arbeid te moeilijk vindt, Jongens, o, jongens, die zal niet maaien, Want te zwaar vond hij eerst het zaaien, En komt de tijd van het oogsten aan, Dan zal hij geen aren slaan, Jongens, o, jongens, leeg blijft zijn schuur, Want ledig sleet hij menig uur, Zwaar is 't werken op den akker, En 't was te zwaar voor dezen makker, Jongens, o, jongens o!
101