der twee. „Juist”, zegt de plaatsvervangende sjeikh der Terabin Arabieren: „dat is een héél waar woord”. Maar hoe te beslissen? Waar is de derde man? Men dacht, bij de Arabieren van het Sinaï-district. Maar de gouverneur daarvan heeft geschreven, dat hij daar niet is. Maar denkelijk in het district Berseba zelfbij den waar-digen, ouden sjeikh der Abdoellam Arabieren. „Heelemaal niet”, zegt de waardige, oude sjeikh: „ik heb zijn voeten niet gezien”.
De rechters en de gast krijgen nu een sterk kopje koffie. De partijen krijgen niets, omdat zij de partijen zijn. Daarna wordt er eene verklaring opgemaakt, dat de oude, waardige sjeikh der Abdoellam Arabieren niet weet, waar de derde man nu is. Hij kan niet schrijven, de oude, waardige sjeikh. Maar daartegenover staat, dat hij aan een zilveren kettinkje een mooi, gedreven, zegeltje draagt, dat onder de verklaring wordt afgedrukt.
In de hoofdzaak wordt geen beslissing gegeven. De drie behoeven de honderdvijftig pond voorloopig niet te betalen. De zaak wordt veertien dagen aangehouden. Men zal dan probee-ren den onvindbare te vinden, wiens voeten de oude, waardige sjeikh der Adoellam Arabieren niet heeft gezien. De groote vraag, of de drie de
72