door. En dan in den hof, waar nu vanavond een wonder-maneschijn bloeit.
Wij deelen de kamer met den compagnon van den molenaar. Er zijn eerlijk drie bedden. In mijn bed slaapt des daags de molenaarsknecht die overnacht werkt. Hoe dit Vrijdagnacht gaan moet, wanneer de molen niet maalt, zullen wij Vrijdagavond zien. De beddelakens zijn vroeger wit geweest. De kussens nooit. De molen maalt hier dag en nacht met een motor van zes paardenkrachten.
Des morgens krijgt men zijn ontbijt. Er is een tafel. Maar geen tafelkleed. Er zijn geene bordjes. Maar er is een jampot. Wij hebben vanmiddag zoete bloemkool gegeten. Gepeperde aardappelen met kip. De soep het laatst, omdat Berseba in Rusland ligt.
IV.
De Joden van Berseba. Er zijn nu een stuk of vijf families. De twee molenaars. Een kleeremaker. Een winkelier. Een sjochet, die ook in den molen werkt. Maar een Joodsche landbouwbevolking is noodig. Doch welk systeem? Joodsche koloniën met Arabischen arbeid? Of
58