onze vader Abraham de uitvinder daarvan is. Te voren droegen alle menschen een „Ihram”, zooals de vrome pelgrims nu nog dragen, wanneer zij Mekka naderen. Maar Abraham vond deze kleeding niet mooi genoeg. Hij smeekte Allah een nieuw kleedingstuk. Dus daalde de Engel Gabriël neer en leerde Sara, de vrouw van Abraham, de mooie wijde broeken dragen. Ongelukkig was er een booze duivelin, en haar naam is Iblis, die de menschen verleidde tot het maken van de nauwe, goedkoope broeken. Die slechte Mohammedanen ook reeds dragen. Maar Hadj Achmed is niet van dezulken. En hij dankt er Allah voor.
Wij moeten ook onze namen in het vreemde-lingenboek schrijven. Ook het doel van onze reis. Ik schrijf: „Bischoem el Hawa”. En ik ben daar trotsch op.
Een andere wagen is een uur geleden vertrokken. „Wij halen ze wel in”, zegt Abdoel Salaam getroost. Hij heeft de paarden van dien anderen wagen gezien. Hij acht ze niet. De onzen daarentegen acht hij zeer.
46