XI.
Het is al mooi in den middag geworden. Wij zijn nu ook wel moede van de bergen en de dalen, de zon en den wind. Maar nu zijn we ook dicht bij El-Khalil. Meer huizen op de heuvelen. De groote wijngaarden aan weerszij van den weg. Wij zijn de Ain Sarah al voorbij gereden. De eigenlijke naam is „bron van Sira”. Gelijk geschreven staat: (n Samuël 3:26). — En Joab ging uit van David, en zond Abner boden na, die hem wederomhaalden van den bornput van Sira: maar David wist het niet. — In de heuvelen aan de overzijde breekt de bron van Mimra. Misschien de oude naam Mamré. (Genesis 14:13 en 35:27).
De geheele familie van Chaïm, den hotelhouder, komt natuurlijk buiten om ons te ontvangen. Wij krijgen de mooie bovenkamer op den hoek. Want wij zijn natuurlijk de eenige gasten. Wij krijgen ook een fijntje koffie, met lekkere zoete koek. Want de vrouw van Chaïm is uit Tiberias. En wij zijn weer burgers van Hebron, dat Abdoel Salaam El-Khalil noemt.
34