er voor, dat zij, -die uit dwang tot het Christendom waren overgegaan, onder alle omstandigheden daaraaan trouw bleven. Dit had de gemoederen der Joden zóó zeer verbitterd, dat zij zich dadelijk met de Arabieren verbonden, toen deze de Westgoten onderwierpen (711). Nadat de Muzelmannen een volledige overwinning hadden behaald, namen de Joden ijverig deel aan de bevordering en de ontwikkeling der Arabische cultuur en kregen zij hun volle deel van alle zegeningen, die na de vestiging van het Westelijk Kalifaat van Cordova door de Omajaden over het land kwamen. Zij wedijverden met de Mohammedanen in alle kunsten en wetenschappen en werden van geen recht en ambt uitgesloten. Geen wonder, dat het Spaansche Jodendom zich onder zulke gunstige omstandigheden tot grooten bloei kon ontwikkelen: Talmudstudie, dichtkunst, Hebreeuwsche taalkunde, philo-sophie en natuurwetenschap geraakten tot den hoogsten graad van ontwikkeling.
Het was een schitterende tijd, de tijd der Omajaden, maar te spoedig nam hij een einde. Reeds in de 13e eeuw kon het Westelijk Kalifaat geen tegenstand meer bieden aan de krachtig voortdringende Christen Koningen op het Pyrenee-sche schiereiland, en kwam Spanje dan ook weer onder Christelijke heerschappij. Maar ook door de Christen vorsten werd de bekwaamheid der Joden hoog gewaardeerd, hetgeen zich uitte in het groote getal Joden, dat hooge Staatsambten bekleedde. Zij immers waren thans de eenige inwoners, die den weg wisten in het labyrinth der talen en dialecten, welke van de Straat van Gibraltar tot de Pyreneeën werden gesproken. De toenemende invloed der Kerk bewerkte echter, dat de „ongeloovigen” langzamerhand uit dezen gunstigen toestand verdrongen werden.
Toen bleek, dat de Joden niet door godsdienstdisputen voor het Christendom konden gewonnen worden, werden zij meer en meer in de uitoefening hunner burgerrechten beperkt. In 1391 vond de eerste groote vervolging in Sevilla plaats, waarbij 30.000 Joden het leven verloren. In den eersten schrik zochten de overlevenden hun heil in den doop, met het vaste voornemen, tot het geloof der vaderen terug te keeren,