79
werkman gedurende zekeren tijd regelmatig aanneem-contrac-ten worden afgesloten, wat blijken kan uit periodieke betaling van het bedongen loon. In al die gevallen moet de aannemer beschouwd worden als partij in een arbeidscontract en op bem worden toegepast ‘de risico-regels die daar gelden. Zien wij derhalve hoe het met die risico bij arbeidscontracten gesteld is.
Hier doet zich onze vraag voor in dezen vorm: heeft de arbeider in dienstcontract die door overmacht of toeval gedurende betrekkelijk korten tijd verhinderd is den bedongen arbeid te praesteeren, niettemin recht op het inmiddels verschijnend loon?
In onze wet is deze materie niet geregeld behalve waar het geldt schippers, scheepsofficieren en scheepsgezellen. En daarom is twijfelachtig wat inmiddels bij ons rechtens is, omdat ons oud-vaderlandsche recht de vraag in een voor den arbeider gunstigen zin besliste, het Romeinsche recht daarentegen de praestatie van den arbeider als Vorleistung beschouwde. De practijk is ten onzent dan ook zeer verschillend; soms loopt het loon door, in andere gevallen wordt zelfs elk uur gekort.
En Diephuis, die het wel billijk vindt den arbeider zijn loon te betalen bij korte verhindering — duidelijk zeggend dat daar is geen steun in de wet te vinden voor eene vordering of exceptie van een der partijen — noemt het echter eene onpractische regeling omdat betrekkelijk korte verhindering hem te vaag en onjuridisch dunkt ‘).
Niettemin .heeft in verschillende nieuwere wetboeken en wetten de meer humane oplossing een scherper belijnden vorm aangenomen. (Zwitsersch Verbintenissenr. art. 341. Alg. Duitsch H. W. B. 1897 § 63, Duitsche Gewerbeordnung § 133c; Duitsch Burg. Wetb. § 616)”. En Mr. Drucker geeft in artt. 20 en 21 van zijn Ontwerp den arbeider in die omstandigheden recht op vol loon. Wat het ontwerp ver verheft boven de regeling in de Duitsche Gewerbeordnung getroffen, is =), dat het den
,) Diephuis XII. 336. Zie literatuur aldaar.
:) § 133c j" 133» gegeu feste Bezüge beschaftigten Personen.