De Arbeidsovereenkomsten in de Diamantindustrie

32

maximum vau 5 molens — wordt per week per molen betaald en voor onbepaalden tijd aangenomen. Dus arbeidscontract. In zijn werk is hij geheel van den slijper afhankelijk. Is die slijper iemand die maar met een of twee molens werkt, dan kan hij tevens voor een ander werken. In de practijk heeft dit tot geenerlei gewichtige bezwaren aanleiding gegeven.

Betaald nu wordt hij steeds door zijnen werkgever, al moeten de knechten zijn loon onder hunne eigen kosten opnemen. Maar in alle gevallen wordt hij toch — dat kan niemand tegenspreken — aangenomen en ontslagen door zijn eigen werkgever. Is deze juwelier, dan blijkt, dat hij optreedt als eigen wer km aker, daar immer als regel geldt, dat de slijper zijn eigen versteller huurt. Mag hij dit niet, dan wijst dit op een zekeren afhankelijken toestand van den slijper, op eene dienstbetrekking.

Slijpers in dienst van eigenwerkmakers zijn dus arbeiders in arbeidscontract.

We hebben dus de volgende personen ontmoet:

1.    den zelfstandigen slijper, aannemer — tevens werkgever van den versteller.

2.    den slijpersbaas — aannemer, tevens werkgever van knecht, versteller, leerling.

3.    den slijpersknecht, vastgeld-werker of eigenkostenwerker, — arbeider in dienstbetrekking van slijpersbaas of eigen-werkmaker.

4.    Meestersknecht, dezelfde positie innemend als de „ Winkeldief”.

5.    Versteller, — steeds arbeidscontract, zij het in dienst van den slijper, baas, eigenwerkmaker of juwelier.

§ 4. Conclusie.

Indien we nu eene scheiding maken tusschen de aannemers van werk en de partijen in arbeidscontract dan vinden wij,