2
nu kan het voorkomen, dat het pigment, de kleurstof, zich in de eene helft van den steen bevindt, dus door kloven 2 steen en kunnen worden verkregen, de eene gekleurd, de andere helder, de waarde van beide steenen samen, omdat de eene zuiver is gemaakt, grooter is geworden dan die van den oorspronkelijken diamant. Of ook geschiedt het wel, dat bij het kloven de steen wordt opgelicht. Glas is groen, maar een enkel stukje van mindere dikte is helder, doorschijnend. Zoo kan het óók gaan met den diamant. Van den lichtgelen steen kunnen soms kleine zoo goed als zuiver witte worden geslepen, die samen grooter waarde vertegenwoordigen dan de eerste steen.
Zuivere diamant heeft grooter waarde dan onzuivere, waarin zich barsten (glessen), vlekken, stippen of andere onzuiverheden (greinen) bevinden. Daar dit verschil zeer aanmerkelijk is, geschiedt het kloven meestal om onzuiverheden af te slaan of zóó bloot te leggen, dat de snijder ze kan verwijderen.
Wij zien dus, dat, behalve de technische kennis van den klover en zijne bedrevenheid, op welke wijze het gles of het grein bereikt kan worden, een betrekkelijk groote commer-cieele kennis noodig is, wil het kloven aan zijn doel beantwoorden.
Óf de werkgever moet berekenen wat van een „partijtje”, ’n afgewogen hoeveelheid , diamant terecht kan komen, daartoe op de hoogte zijn van het kloven; óf de klover moet den werkgever in zijne conjecties kunnen volgen. De klover is dus de rechterhand van den patroon. En nóg een zaak kunnen we daaruit leeren; n.1. dit, dat verschil van opvatting tusschen beiden mogelijk is. Of beter: dat bijna nooit kan worden nagegaan of het werk „goed” is gemaakt of niet. „Goed” be-teekent hier meestal: „naar de aanwijzingen van den werkgever”. We komen later hierop terug.
Men klooft den diamant dus om greinen of glessen te kunnen verwijderen of om den steen „op te lichten”; bovendien ook om een zeker model te kunnen krijgen.
Sommige diamanten kunnen dadelijk verwerkt worden.