ken Emile zo goed heeft aangevoeld, hoe ze alle volkeren willen knechten, uitroeien:
„Qua la victoira ait l'èpouvante pour compagne qtte tout soldat soit brute et Ictöha avec fureur, et quaufourd 'hui ene ore, il songe et fasse honneur a ses aïeux, les Goths, les Huns et les Hórules...
II faut vaincre en isolant
après chaque combat ténébreux et rapace
F emtmes, filles, enfonts,
Afin qu en eux soit immolée, atrocement La race..
Lode knijpt de ogen dicht, delireert: „Enorm.”
„Nee,” zegt Ronde, „enorm is dat niet; eerder bedenkelijk. Vergeet niet dat Emile, ik en zovelen, toch iets van dit barbarenbloed moeten hebben om dit zo te kunnen, begrijpen. Maar wij Vlamingen kunnen ’t edelste volk zijn, als we ons maar niet in ezelachtige dorpsopsnijerij van alles inpraten. O, als ik er aan denk, dat binnen afzienbare tijd, misschien in mijn laatste levensjaren de Hunnen1 weer hier hun bloeddorst komen stillen.., hoe is ’t weer, Anastanie, van onze Vlaamse jongens...”
En met trillende stem citeert de lieve dame, ter,wijl Ronde van ontroering vrijwel z’n hele sigaar ophapt:
Hélas! ou sont vos corps jeu nes, puissants et fous, Ou vo)s bras et vos moins et les gestes superbes Qu’ avec la grande faux vous faisiez dans les herbas Hélas! la rtuit immense ast desoendue en vous...”
„Les gestes superbes avec la grande faux...” zegt Ronde, „arm Vlaanderland, ik zie, integendeel, in plaats van onze boeren de Dood met een pickelhaube en een zeis alles neermaaien. Want, arme vriend, het spel gaat weeran beginnen, het zit in den Duts, die droomt van wraak. Hij moet neermaaien en massacreren. Misschien zit ’t in alle mensen, wij verafschuwen en minnen dit dodelijk spel...” en hij gaat door, nu geheel onbegrijpelijk, over de wereldziel en dat er geen God is en tante Anastasie geeft met eerbied doorhuiverde stem aanwijzigingen: „Nu spreekt ’em van den oorlog____”
Maar na dit effort verzinkt Ronde in een grote apathie; Anastasie kijkt herhaaldelijk naar de pendule. Als
74