gewone lieden zijn, al zijn Polydoor’s poëmen reeds onsterfelijk.
„Lust ge soms dit goedje?” vraagt de dichter, een gouden fles in het licht houdend, „man, hier proeft ge Montparnasse in, da’s zuivere Baudelaire, drinkt ge uw Pemod zonder of met?”
„Zonder,” zegt Lode zonder blikken of blozen.
En nu, begint de gezellige middag. Mevrouw spreekt de Martini aan en even duchtig als haar oude minnaar de Pernod. Polydoor raakt ’n weinig opgewekt, zodat Anas-tasie smekend zegt: ,,C’ est assez chéri.”
Hij krimpt ineen en begint somber op z’n sigaar te sabbelen, zodat Anastasie hem maar weer inschenkt. Polydoor neemt ’n ferme slok en begint dan uit te varen tegen de lagere geestelijkheid, die ’t volk misleidt, het opzet tegen de regering.
Lode weet niet hoe hij ’t heeft. In alle literatuurgeschiedenissen staat deze Ronde geboekt als een groot strijder voor de Vlaamse taal. Maar ja, men moet een gewichtig man toch gelijk geven en ijverig kwijt Lode zich van zijn taak met veel precies’ en absoluuts.
„Ik trek met ’t Vlaams Massatheater door het land en ik heb gelegenheid te over, om te begrijpen hoezeer u gelijk hebt, waarde meester. De geestelijkheid is niet altijd even schrander en de middelen van de leiders zijn niet altijd even kies. Men maakt ’t volk diets, dat iemand die Frans spreekt, noodwendig’n bruut, ’nbeul en ’n wellusteling moet zijn.”
Zulke woorden winden Polydoor zeer op. Hij neemt nog ’n slok en verheft zijn stem: „Emile, was dat geen Vlaming, al schreef hij Frans? En wat voor Frans! D’r is geen Vlaming, buiten Gezelle, die zo’n goede Vlaamse kunst heeft geschreven als Verhaeren. In zijn gedichten leeft ons landschap en de zee, lijk in schilderstukken van Permeke. Hebt ge in de vestibule die zee gezien... is dat niet...”
„Grandioos,” valt Lode in — hij weet zelfs waar hij moet interrumperen. „Da’s expressionistisch, ik dacht al, dat moet van Servaes of Permeke zijn.”
„Gij gevalt me,” zegt Polydoor,” maar Permeke moet ge geen expressionist noemen; dat werk, daar past geen naam op. Ik zal straks u,w verzen lezen; ge zijt tenminste
72