Een zachte regen valt doordringend; op de place Pigalle geen sterveling, ze zitten nu bij Graff.
Gedoken in mijn pels kom ik er mist vanaf
en hoop op straat iets aardigs te verrassen,
een vrouw, een knaap, rïimporte.Te midden van de plassen
van boulevard Clichy, als stond hij in zijn graf
leunt Anatole, gelijk 'n herder op zijn staf.
Hij heeft sinds lang zijn voeten niet gewasschen.
Zijn schoenen en zijn sokken zijn versleten, het regent droef. Ik kijk in zijn fluweelen oogen, ik neem zijn arm, hij staart mij aan verbeten, bewust dat 'k hem niet neem uit mededoogen.
Hij weent niet meer dat God dit toch moest weten en te lamlendig was zijn tranen af te drogen.