Het zotte vleesch

Titel
Het zotte vleesch

Jaar
2007

Pagina's
228



Hij kwam in de Luifelstraat, vroeger had je hier n paar gaslantarens gehad, meer schaduw dan licht. De moderne verlichting deed opeens voelen hoe ver „vroeger” achter hem lag. Het was of hij voor 't eerst in het scherp electrisch licht gewaar werd hoe grondig alles gewijzigd was. Waar Bahlman gewoond had, was n radiozaak. Voor 't huis der dames Monten stond vroeger n vriendelijke, oude pomp, er was nu n autoaffaire. In de gevel was n inscriptie: hier werd Prof.

Dr. Antonius Hubertus Josephus Monten geboren, een sieraad voor onze stad en ons land, hij overleed in den Heer anno zooveel. Frans knikte goedkeurend: de godloochenaar was op 't alleruiterste in onze moeder, de kerk, weergekeerd. Hij draaide op den drempel van Viribus Audax, dan trad hij de sigarenwinkel binnen, het felle licht deed pijn aan zijn oogen. Hier had hij gehoord hoe men de stem van zijn hart moest volgen, zich niet laten dwarsboomen door eer en familie, hier woonde de vrouw die nog leefde in de illusie van haar ongelukkige liefde, die een potsierlijke foto aanbad van n soort struikroover met keizerssnor. Hij hoorde de lijdende stem van Stéfanie, ze tutoyeerde hem nog: „Och Frans, wat had je graag, no. 189 zooals gewoonlijk?” „Zooals gewoonlijk,” zei hij. Hij keek haar vluchtig aan, wat was ze wit, kijk, ze heeft niet alleen „dons” op de bovenlip, maar n complete baard, maar ze ruikt naar havana net als toen ze me kuste. Zou ze nog rooken tegenover haar ongelukkige liefde? zou ik haar raden eens mijn paradijzen te bezoeken, haar n morfinespuitje geven?

„Stéfanie, wat zie je bleek, kind, je moest er s n gewoonte van maken elke avond in de winter n flinke lepel levertraan te nemen, dat is zonneschijn, daar krijg je weer rooie lippen van als vroeger.” „Jakkes nee,” zei ze, „nooit van m n leven hoor.” Hij schokschouderde en, al bij de deur: „Enfin, is goed gemeend, moet ’t zelf weten, je ziet er niet te best uit.” De ander, in haar behaagzucht gekrenkt, riep nog n beetje spinnig dat hij vanavond ook niet z n „jour” had. Hij hoorde 't niet meer. Nu nog de straat over, dan was hij onder de luifel met de korenwan, hij opende de deur, hoorde in de gang de luide, ietwat braniënde stem, waaraan de beroepsofficier is te kennen. José heeft bezoek, zei hij zachtzinnig tot zich zelf, straks n piqure, tenminste als er niets tusschen komt.









Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.