Op 30 april 1907 verscheen de koopman Sallie Hiegentlich voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad Roermond, Frans Luyten, om aangifte te doen van de geboorte van het vijfde - en laatste - kind dat ontsproten was aan zijn huwelijk met Rosalie Egger. Het jongetje, vierde in de rij van de zonen, kreeg de voornaam Jacob, naar de tweede naam van zijn vader, die, net als de grootvader, officieel Salomon Jacob heette. Grootvader Salomon Jacob (1830-1919) en grootmoeder Esther Cohen (1835-1894) behoorden tot de joodse gemeenschap in Drenthe. Zij was geboren in Smilde en hij in Assen. Die joodse gemeenschap in Drenthe bracht twee belangrijke kunstgenoten van Jacob Hiegentlich voort, al waren zij juist één generatie eerder actief in de letteren: de schrijfster Carry van Bruggen (1881-1932), geboren als Carolina Lea de Haan, en haar broer, de dichter Jacob Israël de Haan (1881-1924). Hun vader Izak de Haan was van 1878 tot 1882 godsdienstleraar in de joodse sjoel van Smilde. De grootouders van Jacob Hiegentlich woonden vanaf hun huwelijk in Assen. Daar werden ook hun negen kinderen geboren: vijf dochters en vier zonen. Salomon Jacob junior, roepnaam Sallie, was hun derde kind. Hij werd geboren op 2 april 1863.
Sallie trok als handelaar naar Limburg, waar hij de Sittardse Rosalie Egger, geboren op 26 oktober 1863, leerde kennen.
Het echtpaar vestigde zich in Roermond en zou daar ook blijven, al was het gezin Hiegentlich binnen de stad weinig honkvast. Aanvankelijk woonden zij aan de Neerstraat 61. In december 1904 verhuisde het gezin, dat inmiddels vier kinderen telde, naar het pand Marktstraat 14-16, een dubbelpand dus, dat het geweld van de Tweede Wereldoorlog niet heeft overleefd. Daar werd Jacob geboren. Buurman ter ene zijde was de bakker Gerard Loven, die op 30 april 1907 ook de eerste getuige was bij de aangifte van de boreling. De tweede getuige was een collega van vader Sallie, de koopman Leo Lampe, wonend in de Bergstraat.
Jacob, zijn ouders en broers en zus zouden slechts ruim twee jaar in Jacobs geboortehuis aan de Marktstraat blijven wonen. In 1907 verhuisde het gezin naar het