zien. Los!” Nu zijn de Haftlingen de vrouwen gepasseerd. Omkijken is te gevaarlijk, een melding is gauw geschreven. Hier en daar durft iemand weer een gesprek te beginnen. , Ja, daar moet je net bij die rooie hondenführer mee komen, nogal een mooi mens, neen, mijn vrouw was er niet bij, gelukkig.” „Zeg dat maar niet te gauw, ze kan nog wel aan het station staan” zegt een ander. „Gaan we daar dan naar toe ?” „Ja, we moeten balen stro lossen,” is het antwoord.
„Wat is Vught toch een vriendelijk plaatsje,” merkt iemand op. „Was jouw vrouw er niet bij ?” „Nee, ik woon helemaal in Leeuwarden, de reis is te lang en het risico te groot, dat je elkaar toch niet te zien krijgt. Maar je hebt gelijk, ik zou hier best willen wonen.” „De mensen zijn hier eerste klas” vervolgt de man uit Leeuwarden. „Ze hebben al heel wat voor de Haftlingen gedaan”. „O ja? Daar wist ik niets van.” „Er is hier een comité, dat regelmatig pakketten stuurt aan hen, die niets van thuis ontvangen. Vaak vermelden ze niet eens de afzender. We kunnen hen niet dankbaar genoeg zijn. In dit kleine plaatsje wordt de naastenliefde in praktijk gebracht.”
Ondertussen is het station bereikt en beginnen de Haftlingen met het lossen der wagons. Louw loopt onder een grote baal. „Halt!” Een soldaat houdt hem tegen. „Zet neer die baal. Los, je zakken leeghalen!” Voor Louw weet wat er aan de hand is, heeft de soldaat zijn zakken gefouilleerd. „Neen,” zegt hij, „je hebt geen briefje bij je, jij kunt die burger gaan helpen met tellen. Maar denk er om, probeer niet te vluchten, want vóór je het weet, ben je een lijk. Ik houd je in de gaten.”
Hoe de spoorwegbeambte het zo gauw voor elkaar heeft gebokst, weet Louw niet, doch binnen korte tijd, zit hij in een wagon, achter een baal stro een briefje aan zijn vrouw te schrijven. De beambte kijkt voor hem uit. Even later fluit hij waarschuwend tussen zijn tanden. Louw is gelukkig net klaar. Onderhand dat de beambte zich naar de post spoedt, kruipt hij achter de baal vandaan, stapt uit de wagon en laat volgens afspraak het briefje tussen de rails vallen. Na enige tijd komt hij naar dezelfde plaats terug, het briefje is weg. De beambte, die even verder met een lijst in zijn hand staat toe te kijken,
93