„Los, Drekzakken, sauber machen!”
Een man met blauwe lidtekens, overgehouden van genezen zweren, krijgt een dubbel portie. De blokalteste gunt zich geen tijd om goed te kijken. „Los, blode drekzakken, allen naar het wasruim, alles uittrekken.” In het wasruim is het een geplas van belang. Dertig kranen lopen tegelijk. De voorman dringt zich tussen de opééngedrongen, elkaar wegduwende naakte Haftlingen, zijn stok zwaait hij als een tomahawk boven zijn hoofd. „Los, drekzakken, sauber machen.” De Haftlingen duwen elkaar van de kranen weg. ,,Zo al schoon genoeg, man.” „Stik vent, zijn het jouw poten?” Nu verliest de blokoudste zijn geduld. Het heeft hem zeker alweer lang genoeg geduurd. „Los, in de bedden.” Vele Haftlingen rennen de slaapzaal weer in. Anderen blijven onthutst staan. „Ik ben nog niet klaar!” Pats, de stok heeft de dichtst bij den blokoudste staanden man met een vuurrode streep over zijn rug getatoueerd. „Los in de bedden, los!”
Op het ochtendappèl is er weer iets bijzonders.
„De trommelslager, vooruit, de trommelslager uit barak 19A, waar is hij!?”
„Ja, hier.”
De blokoudste duwt een Haftling, die zijn nummer heeft horen afroepen, doch uit verstandelijke overweging geen antwoord gaf, de rij uit.
„Los, bij den commandant komen.”
83