„Als ik U was, ging ik zelf eens naar de kerk,” zegt de vrouw, „dan kan een geestelijke U de rest vertellen.”
„Dat zal ik doen,” antwoordt Louw en neemt afscheid. Weldra zit Louw naar een geestelijke te luisteren.
„Er is heel wat gebeurd na de oorlog. De mensen, die naar een betere maatschappij streefden, hebben hun overwinning op de oude door egoïsme en domheid verenigde begrippen niet cadeau gekregen. Maar zo ziet men, het heeft geen nut om voor de evolutie de ogen te willen sluiten. Zij loopt als een leidende lijn door de geschiedenis. Zeker waren de geestelijken ook mede schuldig aan de abnormale toestanden. Maar zeg eens eerlijk, wat kon de kerk doen? Zou men naar mij geluisterd hebben, indien ik vroeger tegen de mensen gezegd had: Jullie zijn allen broeders en zusters en hebben dus de plicht in goede harmonie met elkaar te leven, daarom moeten de rijken maar met de armen delen?’ Dat zou nutteloos geweest zijn, nietwaar ? De kerk was aan haar tijd gebonden en wachtte op haar bevrijding. Want ook wij konden de kringloop van eenzijdige gedachten niet zó maar doorbreken. Wij waren afhankelijk van het evolutieproces en ons ongeluk was, dat we door de in vroegere tijden aanvaarde denkwijze steeds achter de gebeurtenissen van onze tijd liepen. Zodoende waren we een remmende factor voor onze eigen geestelijke bevrijding. Nu is dat alles voorbij.”
„Zijn er dan nooit geestelijke herders geweest, die het anders wilden?”
„Zeker, zelfs heel vooraanstaande mensen, maar zij misten de nodige kracht. Het heeft geen nut om een storm te ontketenen, die alles zou vernielen, wat we in jaren met opoffering hebben opgebouwd. De verantwoordelijke geestelijken hebben zelf ook een zware strijd onderling gevoerd. Niet met de wapens, maar wel door middel van de rede.”
„Heeft de kerk invloed op de jeugd ?”
„Zeker, op bepaalde tijden wordt de jeugd in de godsdienst onderwezen. Het Godsbegrip wordt hun echter geleidelijk bijgebracht. Maar wij hoeden ons er natuurlijk streng voor om kinderen in hun argeloosheid te vertellen, dat er boven de wolken een hel en een hemel is. Dat zou een geestelijke verwar-
78