lijk te benutten door goed en snel werk af te leveren. Ons streven is een zo redelijk mogelijk aantal werkuren en zoveel mogelijk vrije tijd.”
„Wat doen jullie dan met je vrije tijd ? Zijn jullie dan soms door een berg wetten gebonden?”
„Neen, dan zijn wij geheel vrij en kan niemand ons commanderen. Wel zijn we verplicht eens per week met onze vrouw naar een gemeenschapsavond te gaan.”
„Wanneer is dat dan ?”
„Vanavond om acht uur in het gebouw ,Ontwikkeling’,” zegt de man en gaat weer aan het werk.
Daar moet ik bij zijn, denkt Louw. Langs drukke winkelstraten lopend ziet Louw, dat alle winkels op de noodzakelijkste levensbehoeften ingericht zijn. Voor een groot raam blijft hij staan. Binnen zijn vrouwen in witte mouwschorten bezig eten te bereiden. Wacht, hij loopt even naar binnen. Tjonge, wat ziet het er hier helder uit. Aha, een vrouw met een band om haar arm komt op hem af. Zeker de directrice.
„Wat is er van Uw dienst ?”
„Zoudt U mij iets over deze keuken willen vertellen ?”
„Zeker, dit is één van de vele hypermoderne gemeenschaps-keukens. Zoals U ziet is zij in verschillende vakken gedeeld, die door glas van elkaar gescheiden zijn. In vak A worden de aardappels gekookt, in B de groente. Vak C braadt het vlees enz. enz. De vrouwen, die U hier ziet werken, zijn na de oorlog in een spoedcursus opgeleid. Groenten en aardappels betrekken we regelrecht van de tuinders. Vet en vlees wordt ’s morgens door onze chauffeurs van het abattoir gehaald. Zij brengen ’s middags het eten rond. De autogarages zijn hiernaast.”
„Bent U hier de directrice ?”
„Neen, ik heb voor deze week de leiding,” antwoordt zij tot slot. Nu loopt Louw weer op straat. Alle mensen, wie had dat ooit kunnen denken? Iedere vrouw maar een paar uur werken en de rest van de dag vrij, een leven zonder materiële zorgen. Wat een zelfstandigheid bezitten deze vrouwen nu. Even verder blijft Louw voor een groot gebouw staan. Was dit vroeger niet de luxueuze villa van Baron Als-Ik-Het-Maar-Heb tot Egoïst ? Het huis schijnt geheel veranderd. En wat een
76