werkelijk wat ze deed, toen ze met me trouwde? Kon een vrouw dan al van een man houden of hadden we de tijd niet gekregen om de liefde te laten groeien? Dit waren alle problemen voor mij toen ik de brief die ik bij toeval in haar mantelzak vond, gelezen had; „de tijd, die we samen in de lunchroom gewerkt hebben, was heerlijk, maar je hebt gelijk, we mogen het levensgeluk van je man niet verwoesten. Tenslotte moeten wij ook aan het kind denken.” Daarmee was mijn huwelijksleven ten einde. Zij mocht naar hem gaan, ik hield het kind, hem kon en wilde ik niet missen. De jaren zijn voorbij gegaan, grauw en somber. Ik heb gewerkt en gestempeld. Het één wisselde het andere af met regelmatige tussenpozen. Daarna kwam de oorlog, die mij mijn jongen, die voor mij alles op de wereld uitmaakte, afnam. Het is hem niet kwalijk te nemen, vervolgt de man, want het was mijn schuld. Ik had hem niet door de buurvrouw op moeten laten voeden. Denkelijk had ik moeten hertrouwen. Ik heb het niet gedaan. Ik miste het vertrouwen in de mogelijkheid ooit als gewoon mens te kunnen leven. Wat heeft een stempelaar anders aan te bieden dan ellende ?” „Wat gebeurde er dan met Uw zoon?” „Toen de Duitsers ons land bezetten, werd hij als door waanzin bezeten. Soldaat moest hij worden. Schieten, avonturen beleven, z’n hele eenzame, aan vreugde tekort gekomen jeugd verlangde ernaar. Ik kon hem niet tegenhouden. Wilde ook niet. Wat had ik nog voor recht te spreken. Had ik het, door armoede vroeg wijs geworden kind wel ooit iets beters dan ellende aangeboden ? Zou ik nu het recht hebben, hem tegen te werken ? Moest hij soms ook stempelaar worden ? Enfin, hij is gegaan en heeft zich gemeld bij de Waffen SS. Het laatst kreeg ik nog bericht van hem uit Rusland. Een brief met foto. Ik ga een gouden toekomst tegemoet, schreef hij, volgende week zitten we in Moskou. Ja,” spreekt de man langzaam en met nadruk: „het is alles desillusie.” Zijn diep ernstige ogen staren strak voor zich uit, denkelijk is hij met zijn gedachten ver weg. Ver in het vreemde land, waar de natuur samen met een kruis en een stalen helm zijn laatste desillusie onder een sneeuwpak bedekt. Even is er een pijnlijke stilte tussen de beide mannen. Louw’s gevoelige hart is
70