Een ander fluistert; „’t Is toch bar ook, hun eigen landgenoten! We leven weer in de middeleeuwen. Kijk die commandant eens lachen!”
Inderdaad, de commandant amuseert zich uitstekend. De wellust straalt uit zijn ogen. Zo’n vertoning moest je eigenlijk iedere dag organiseren. Ook de naast hem staande officieren willen er blijkbaar niets van missen. Ze komen hoe langer hoe dichter bij den geslagene staan.
„Rang, an den Feind.”
Vijftig! Gelukkig, het is voorbij. De capo heft zich met moeite van de bok en loopt weg, met z’n handen op het pijnlijke lichaamsdeel. Volgende slachtoffer.
„Deze Haftling heeft onder het werken een sigaret gerookt en krijgt vijftig stokslagen,” brult Jan Hurkman.
„Eins, au, au!” De Haftling springt een meter in de lucht.
„Hé, blijf staan!” De commandant wordt kwaad.
„Zwei!” De Haftling schreeuwt het uit. Hoe is het mogelijk, dat die eerste het zo goed verdragen ko i ?
„Drei, au, au! Vier, au!”
Enkele toekijkende Haftlingen amuseren zich uitstekend. „Is die effe fijn, je lacht je rot.”
„Wat een sadistentuig,” zegt een ander, „en dat enkel maar voor een sigaretje roken.”
Bij 20 kan de man het niet meer uithouden. „O, comman-dantje!” roept hij klagend.
„21, au, au, au!”
Nu heeft hij blijkbaar de juiste snaar geraakt. Want deze onderdanigheid aan het bevoegde Duitse gezag moet beloond worden. De resterende slagen worden hem geschonken. De volgende patiënt is echter niet zo fortuinlijk. De commandant wil laten zien, dat hij wel goed is, maar niet in alle gevallen. Als de tot vijftig stokslagen veroordeelde Haftling bij 20 niet luid genoeg telt, komt hij er aan te pas en neemt de bullepees over. Rang, met volle kracht slaat bij toe.
„Een en twintig, twee en twintig.” De Haftling houdt zich taai. Denkelijk wil hij geen genade van zijn beul. De commandant wordt woest. Z’n eer staat op het spel. Rang!
Drie en twintig, vier en twintig.” De Haftling geeft geen
59