hij zijn naam en nummer niet zelf gehoord ? Is hij zo achterlijk?
„Ik wil de lijst zien,” zegt Louw, vastbesloten zich niet af te laten schepen. „Ik moet erbij zijn, ik weet het zeker.”
„Kan me niks schelen,” antwoordt de man, „er zijn geen pakketten meer, dus ben je uitgepraat!”
De Duitsers kijken alsof ze willen zeggen: ,Protesteren is uitgesloten, maak maar dat je weg komt.’ Er is niets aan te doen, denkt Louw, het is hier alles leugen en bedrog. Je eigen landgenoten bestelen en verraden je waar je bij staat. Bij de uitgang blijft hij als gefascineerd staan kijken naar twee boeren, die dikke boterhammen met spek uit hun pakketten halen. Louws mond spreekt:
„Als je een boterham over hebt, houd ik mij aanbevolen.”
Verdomd, het bloed trekt naar z’n gezicht, hij heeft het niet gewild. Zonder erbij te denken heeft hij zijn gedachten uitgesproken. Dat wordt een sof, een: ,Nee, we hebbe sellef niet’ staat je te wachten. Eén der boeren scharrelt in zijn pakketje, gooit boterhammen door elkaar.
„Wat is dat nou ?” zegt hij, „waar is dat ding nou gebleven ?”
O, Louw begrijpt het al. Hij krijgt de dunste of een beschimmelde. De boer heeft het gevonden. Onder een ontbijtkoek haalt hij een ei vandaan, nog twee dikke boterhammen met spek belanden in Louws nerveus uitgestoken handen.
„Asjeblieft, kerl.”
De beschaamde Louw druipt af. Door alles, wat je meemaakt, overweegt hij, word je bitter, doch het blijkt, dat generaliseren uit den boze is.
Het lijkt vanavond wel Sint Nicolaasfeest in barak 19 A. Er zijn heel wat Haftlingen, die met een pakket voor zich aan tafel zitten. Als Louw op zijn vaste plaats gaat zitten, wordt hij al spoedig op een boterham met stroop getracteerd, een andere Haftling van circa 72 jaar geeft hem een snee ontbijtkoek en tracht hem wat te vertellen.
„Hé ei een ooie uisie?”
Ach, de man heeft geen gebit in zijn mond.
„Hij vraagt, of jij geen rooie kruisie hebt,” verbetert de naast den ouden man zittende Haftling, „z’n gebit is georganiseerd.”
56