„Een vuurroode cirkel is op hun jasje genaaid.”
terugkeren treft hun het eerst de aanhlik van vier hopeloos in de put zittende medegevangenen. Met hun ellebogen op de tafel steunend zit ieder van hen recht voor zich uit te staren. Een vuurrode cirkel is op hun jasje genaaid.
„Wat nou, Kees, niet naar huis ?”
Kees kijkt wezenloos om naar den vraagsteller. „Neen, we moesten bij den commandant komen om onze straf te vernemen. We zijn tot 15 jaar concentratiekamp veroordeeld. Opdat we niet zullen vluchten is er een rode punt op onze kleding genaaid, hetgeen betekent: deze man is gevaarlijk en mag niet buiten het kamp tewerkgesteld worden.”
Na het eten staat Louw vol aandacht naar een gesprek tussen twee medehaftlingen te luisteren.
„Als je maar link bent, dan hoef je helemaal niet te werken, je moet de zaak bekijken, laat de boeren maar dorsen, zo moet je denken. Er is nog nooit iemand van werken rijk geworden. Dacht je, dat die rijke stinkerds in die grote herenhuizen op de Keizersgracht allemaal zulke harde werkers geweest zijn? De meesten ware penose jongens, die door het peze van hun griet wat geld bij mekaar kregen. Een beetje goochem speculere en klaar was Kees. Er is nog genoeg te verdienen, als je je ogen maar niet in je zak hebt. M’n broer bijvoorbeeld, die is link. Die redt z’n eige wel. Toen een
53