koud over mensen sprak, die stierven als ratten, is ontroerd. Ontroerd door een sentimenteel liedje.
„Ja,” antwoordt Louw automatisch, „wunderschön.”
Nu het orkest een tweede lied inzet en Heinz verder gaat met repareren, is Louw weer in gepeins verzonken. Met muziek en militair vertoon vang je den doorsnee-Duitser. Helaas worden deze eigenschappen vaak misbruikt voor beroerde doeleinden. Na dit lied gaan de Duitsers gelukkig weg, doch niet voor ze den kapelmeester enige pakjes sigaretten hebben gegeven. „Alsjeblieft, voor de muzikanten.” De kapelmeester geeft iederen musicus een paar sigaretten, behalve twee violisten en een trompettist.
„Jullie krijgen niets,” zegt hij, „want jullie zijn pas een paar dagen bij het orkest.”
Nu rijst de slagwerker achter zijn trom overeind. „Waar is dat voor nodig ?” vraagt hij. „Er zijn toch genoeg sigaretten ? Hebben die mensen soms niet meegespeeld?”
Die slagwerker toch! Hij had moeten weten, dat de kapelmeester door z’n gevlei bij de Duitsers goed aangeschreven staat. Nu is de kapelmeester beledigd.
„Bemoei jij je niet met zaken, die je niet aangaan. Ik zal zien, dat ik eerstdaags een anderen slagwerker krijg, want jij kunt niet eens muziek lezen!”
Wat dat met de zaak te maken heeft begrijpt Louw niet, maar wel komt hij tot de conclusie, dat de kapelmeester één van de mensen is, die menen te allen tijde zelfs de primitiefste vorm van recht te kunnen verkrachten. Alleen, omdat ze door bepaalde omstandigheden een bevoorrechte positie innemen. Louw wendt zich nu tot een van de patiënten, die zich voorstelt als Wouter Kalff. Na een tijdje over verschillende onderwerpen gepraat te hebben, komt het gesprek op de in- en uit-voermogelijkheden na de oorlog.
„Ik ben ervan overtuigd,” zegt Wout, „dat Rusland na de oorlog in Europa een woordje mee te spreken krijgt. Van hem kunnen we ongetwijfeld een belangrijke steun verwachten.”
„Hoezo ? Het is de vraag, of wij nog goud bezitten.”
„Goud speelt in Rusland een andere rol dan bij ons. Ik
48j