Zij moeten het gesprek plotseling afbreken door een onvoorzien onheil. Een soldaat op de fiets is hun gepasseerd. Daar Louw met zijn rug naar den soldaat gekeerd stond, krijgt hij geen last, maar de leraar is in overtreding. Hij had in de houding moeten springen. De soldaat keert terug. Nog voordat hij van de fiets gestapt is begint hij al te schreeuwen:
„Los! Hinlegen! Aufstehen!”
De leraar moet zich plat op de grond laten vallen en meteen weer opstaan, de soldaat telt. Bij de 73 ste keer kan de man haast niet meer overeind komen. Hijgend houdt hij zich aan het prikkeldraad vast. De soldaat trapt hem met zijn zware laars in de zij.
„Los! Aufstehen! Schneller! 74. 75.”
Nu stapt de soldaat op de fiets en verdwijnt. Louw klopt het vuil van de kleding van den leraar. Wanneer hij op adem gekomen is, gaan ze samen de anderen weer opzoeken, die aan een nieuw karweitje begonnen zijn. Langs korte paaltjes spannen ze prikkeldraad. De leraar gaat, onopgemerkt door den voorman, bij een alleen werkenden man helpen. Louw loopt nog wat verder door.
„Hé, vriend, zal ik bij jou komen werken I” vraagt hij een Haftling, die net een rol prikkeldraad afrolt.
„Mij best, dan moet jij maar alle bukkende karweitjes doen, want dat kan ik niet.”
37