billijkheid nog meer op dan thuis. Vrije vorm van gezag bij de opvoeding van kinderen en heropvoeding van ouderen is de eerst te nemen maatregel om tot verbetering te komen. Maar zeg, hoe zit dat? Is het in jullie barak beter dan bij ons? Jullie mogen schijnbaar veel harder praten.”
„Schei uit, man, het is in alle barakken hetzelfde. Gisterennacht moesten wij van 12 tot 3 straf staan in de eetzaal, omdat één van ons de W.C.-deur wat te hard had dichtgedaan, zodat de blokoudste wakker werd.”
„Nu,” is Louw’s antwoord, „dan blijf ik nog wat in mijn eigen pension.”
Tot de etensbel luidt lopen ze nog een paar blokken om. Nu zit Louw in de eetzaal. De man naast Louw geeft hem een bakje koolsoep.
„Oef, wat stinkt dat. Nog een paar bakjes naar achteren.” „Halt, deze is voor mij,” zegt Louw. Uit de punt van zijn gestreept jasje haalt hij een lepel tevoorschijn. „Bah!” De eerste hap gooit hij weer terug in het bakje. „De soep is zuur.”
De anderen zitten ook gezichten te trekken. Overal hoor je: „De soep is zuur.”
„Weet je, hoe dat gekomen is?” fluistert een man. „De ketel heeft een tijdje met de deksel dicht gestaan, daarom is ze bedorven.”
„Hoe het is gekomen lap ik aan mijn laars,” zegt een ander. „Maar wat moeten we nu beginnen? Het is een ramp. Het grootste deel der gevangenen heeft vanochtend nog niets gegeten.”
Er wordt gemompeld. Een ietsje harder klinkt het nu: „De soep is zuur.”
Dan vliegt de voorman overeind: „Alles eruit! Eruit, als jullie je smoel niet kenne houwe!”
Iemand oppert; „De soep is zuur.”
„Niks mee te maken, dan vreten jullie maar niet. Eruit!” Ze staan buiten.
„Niet gegeten en evengoed vanmiddag werken,” moppert een man tegen Louw. Hij houdt een bebloede doek tegen zijn oor.
34