Voorman Roel leert de nieuwen exerceren
Zijn gelaatskleur doet vermoeden, dat hij reeds een lange tijd in de gevangenis heeft doorgebracht. De voorman kent echter geen genade.
„Halt!” klinkt het commando. „Jij, ja jij, kom er maar eens uit!” Ieder kijkt strak voor zich, als de jongen hinkend uit de rij treedt en een harde klap in zijn gezicht krijgt. „We zullen jullie leren niet te kunnen. Hop, weer in de rij en waag het niet weer uit de pas te zijn. Voorwaarts, eins zwei, eins zwei, eins zwei!”
Een man, die onder het lopen zijn brilleglazen schoon veegt en daarbij uit de pas raakt, wordt nu het slachtoffer. Een flinke schop tegen zijn scheenbeen is het loon. De voorman gaat door, tot er geen man meer gewoon kan loopen. Nu wordt halt gehouden en begint de kamptheorie. Jullie heten geen gevangenen, maar „Haftlingen”. Een voorman, zoals ik, heet capo. Als jullie ’s morgens langs de lessenaar marcheren, moeten de handen vlak langs het lijf gehouden worden. Doet één van jullie dat niet goed, dan wordt er melding gemaakt.”
Er volgt nog een hele rij bepalingen, die hij achter elkaar opdreunt. Daarna wordt er nog enige uren geoefend in het opstellen der rijen. Eindelijk brengt het luiden van de bel verlossing.
Een kwart stukje kuch is niet veel, maar als je er de volgende ochtend ook nog mee moet doen, wordt het hopeloos. Dat
22