De appèlplaats biedt een tragisch schouwspel. Duizenden vrouwen en kinderen met een ster op hun burgerkleding staan in lange rijen opgesteld. Langs groepjes joodse mannen en vrouwen in blauwe overalls passeren ze schijnbaar eindeloze rijen gevangenen in gestreepte pakken, waar ze middentussen worden geplaatst. Blijkbaar is hun groep de laatste. Nauwelijks zijn ze door een voorman in vijf rijen opgesteld of een Duits officier commandeert:„Haftlingen stillgestanden!” Een soldaat met een onnozel gezicht komt de rijen langs om het aantal te controleren. Het schijnt te kloppen, want als hij even later gelijk met andere soldaten een appèlboekje aan den officier overhandigt, klinkt het commando; „Rührt euch!” Een gevangene met een stem als een visventer schreeuwt; „De pakkethalers die afgeroepen worden, moeten snel uittreden en hier opstellen.” Hij begint een lijst met nummers af te ratelen, steeds onderbroken door ja-roepende gevangenen, die direct de rijen verlaten en naar een stenen gebouw marcheren. Wanneer de mensen eindelijk in barak 19A zitten en fluisterend een gesprek willen beginnen, schreeuwt een grote grove kerel met wilde ogen, terwijl hij met een ijzeren potlepel op den man met de band om zijn arm wijst; „Hier is jullie blokoudste, hij is een Duitser en is hier de baas. Ik ben de barakvoorman. Denk er aan, je kaken op mekaar! Ik moet zorgen, dat jullie genoeg te vreten krijgen en mekaar niet bestelen.” Na deze inleiding begint de voorman in een grote koperen ketel, die voor de eerste tafel geplaatst is, te roeren» Ondertussen zet een gestrafte op iedere tafel een stapel zinken bakjes, die achter elkaar door den voorman half vol zuurkool worden geschept. Een ander deelt tegelijkertijd vier in de schil gekookte aardappels per persoon uit. Hoewel het eten niet te genieten is zijn alle bakjes binnen enkele minuten leeg. De hongerige mensen kijken begerig naar de ketel, die door een ziekelijk uitzienden man wordt uitgeschraapt. Nu Louw gegeten heeft, krijgt hij tijd om zijn omgeving op te nemen en ziet hij tot zijn verwondering, dat de voorman een bord heerlijke capucijners met vlees en gebakken aardappels voor den blokoudste neerzet. De man, die naast Louw zit, heeft zijn blik gevolgd en vertelt fluisterend, dat de blokoudste een
12