neemt en tegen de muur zet, „dat was voor de laatste maal..”
De gevangenen die vanavond in groepjes voor barak 15 staan te praten, maken ongetwijfeld een ernstige indruk. Als Henk nieuwsgierig bij een ploegje gaat luisteren, hoort hij hoe een man op geheimzinnige toon zegt: „Nou, en toen gingen we bij de buren in de slaapkamer aan het séanceren. Me bovebuur was medium, nauwelijks zate we in een kring om de tafel, of daar hadje het gedonder. De tafel begon te wiebele. Me vrou kreeg zowat een hartkramp van angst, anders ware we er vast mee doorgegaan. Maar dat er geeste binne is zeker.” Bij een ander groepje staat iemand zwaarwichtig te verkondigen: „Het is een feit dat de wetenschap totaal machteloos staat de herkomst van deze geweldige krachten ook maar bij benadering te definiëren. We hebben het te aanvaarden als iets groots en overweldigends. Daar bedoel ik niet mee,” haast de man zich eraan toe te voegen, „dat we deze krachten niet ten voordele der mensheid moeten proberen te benutten. Neen, want ik durf zelfs te beweren, dat het spiritisme toekomst heeft. We weten er nog te weinig van, maar de wetenschap vordert met de dag, vergeet dat niet. Ongetwijfeld gaan we straks een heel nieuw tijdperk tegemoet.” „Maar hoe stel jij je de verbetering door middel van het spiritisme dan voor ?” „Heel eenvoudig. Het is bekend, dat mensen door middel van een „boodschap” de oplossing voor hun moeilijkheden kregen. Waarom zou het niet mogelijk zijn andere problemen ook op die manier te laten oplossen? Zit daar wellicht de mogelijkheid om oorlogen in de toekomst te voorkomen?” Terwijl de spreker verder gaat bestudeert Henk de reactie van diens woorden op de omstanders. Een man bijt van spanning op zijn onderlip, denkelijk heeft hij nooit aan spiritisme gedaan, en hoopt bij deze gelegenheid wat meer aan de weet te komen. Dat het gehoorde hem erg zenuwachtig maakt, is hem aan te zien. Donders, zouden er nou tóch geesten en spoken bestaan ? Een andere man staart lusteloos voor zich uit als denkt hij: Ik sta erbij, omdat mijn vriend me meegenomen heeft, maar veel liever was ik naar bed gegaan, die flauwekul. De naast hem staande Haftling luistert actief naar ieder woord. Z’n half toegeknepen rechter-
119