beurd. Een ogenblik leek het mij alsof hij zich op mij wilde werpen om me als een leeuw uit elkaar te scheuren. Ik sloot mijn ogen. Toen ik ze weer opende was er niets bijzonders gebeurd. Alleen stond de chef verslagen tegen de deurpost geleund.” „En dat het juist nu, moest gebeuren”, mompelde hij. „Juist nu ik na jarenlang experimenteren met Australisch fruit zoiets moois wist te kweken.” „M’n derde baas was niet de beroerdste. Wel was ik tegen mijn zin bij hem in betrekking gegaan, maar het was mijn vader’s wens en daar had ik rekening mee te houden. Tenslotte kreeg ik van hem wel eens stiekum, zonder dat mijn moeder het mocht weten twee kwartjes boven mijn gulden zakgeld. Dat m’n moeder er eveneens in het geheim wel eens twee kwartjes bijdeed, kon hij natuurlijk niet weten. Zo werd ik slager, ook geen slecht vak, maar niks voor mij. Iedere dag zo’n groot hakblok schoon schuren. Neen, het is dat ik zo af en toe een pondje vlees voor mijn ouders mee kon pikken, anders was ik er vast geen drie maanden achter elkaar gebleven. Niet, dat mijn ouders er iets vanaf wisten, hoor, o neen, m’n moeder zei vaak genoeg: „Pas op, Piet, neem nooit iets wat je niet toebehoort.” Maar ik stelde haar gauw gerust. „Welneen, mens, de baas heeft vlees genoeg. Hij gaf dat voor mijn ouders mee, maar nooit met hem over praten, niet bedanken, want hij is zo gauw beledigd. Hij wil voor niemand weten, dat hij zoveel goed doet. Daarmee was m’n moeder gerustgesteld. Dat mijn vader h et geloofde, denk ik niet. Maar ja, hij lustte graag een slokkie en vlees was voor ons een bijzondere luxe. Nou, je begrijpt, als jongen rook je door de week ’s graag een sigaretje en wilt op Zondag na het voetballen ook wel eens naar de bioscoop. Dat is natuurlijk een onmogelijkheid met één gulden zakgeld, daarom leende ik wel eens een paar kwartjes van het geld van mijn baas, dat ik altijd bij me droeg, met de bedoeling, om het er later weer bij te passen. Daar kwam echter nooit iets van. Bij het afrekenen moest ik hem noodgedwongen wijs maken, dat er een paar kwitanties, die ik al lang geïnd had, nog niet voldaan waren. Toen de baas het in de gaten kreeg, werd ik ontslagen. Een vierde baas was niet gauw gevonden, want wie neemt een knecht zonder goede getuigen l Een tijd liep ik dan
103